Bonen

De boon, die meestal voor zijn bonen of peulen wordt geteeld, komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika. Ontdekt door Christopher Columbus, werd het in Europa geïntroduceerd in de 16e eeuw.
De boon bestaat in verschillende variëteiten en vormen.
Het is relatief gemakkelijk te telen en is zeer wijdverspreid (het is de meest geconsumeerde groene groente in Frankrijk en België).
Bonen bevatten weinig calorieën en veel vezels.
Subcategorieën
34 producten
De verschillende soorten bonen
De stamslaboon:
De stamlaboon wordt niet hoger dan 60 cm. Hij is gemakkelijker te planten dan de staakboon, maar vereist meer ruimte en biedt een lagere opbrengst.
De stamslaboon "Mangetout"
Een bonensoort die groene, paarse of gele peulen produceert die korter en iets dunner zijn dan snijbonen. Ze nemen de draad niet op.
De "Fijne" stamslaboon (of prinssesboon)
De variëteiten in deze categorie hebben een bossige groeiwijze en lange, dunne, groene peulen.
De oude variëteiten, zoals de Haricot Fin de Bagnol, vangen de draad zodra de boon zich vormt. Deze rassen zijn niettemin zeer populair vanwege hun smaakkwaliteit, hoewel ze speciale aandacht en regelmatige oogst vereisen.
Bij de recentere rassen is er selectiewerk verricht en de rassen hebben geen draad meer, zelfs niet wanneer de korrel gevormd is. Voorbeeld: Argus, Cupidon,...
De stamdroogboon
Een bonensoort waarvan de peulen snel een perkament vormen. Ze worden geteeld voor hun bonen (tenzij ze heel jong worden geoogst) die vers, halfdroog of droog worden gegeten.
De stokboon:
De staakboon is een klimmende bonensoort. Ze nemen minder ruimte in beslag dan struikbonen en bieden een betere opbrengst. Ze moeten echter ondersteund worden door palen van ongeveer 2 meter hoog.
Stokslaboon
Een bonenras dat vrij grote, korte, groene of gele peulen produceert die de draad niet nemen
Stokdroogboon
Een bonensoort die geteeld wordt voor zijn bonen. Ze worden in één keer geoogst, wanneer de peulen droog of broos zijn.